Auteur: J. Haeser, oud-Cubacoördinator
Na een lange reis over een slecht onderhouden kustweg komen we als werkers van de SEZ aan in het dorpje El Uvero, een dorpje met zo’n 2.500 inwoners aan de zuidkust van de provincie Santiago de Cuba. We willen de predikant van de enige kerk in dit geïsoleerde dorpje bezoeken.
We hebben wel zijn adres, maar het dorp is klein en de voorzieningen weinig. Ook de namen van straten zijn niet te vinden en dus werkt de beproefde methode het beste van vragen naar de gezochte persoon aan een groepje personen aan de kant van de weg. O ja, die kennen ze wel: het is de pastor, de dominee, van de Methodistenkerk. ‘Maar u kunt er met de auto moeilijk komen,’ wordt meteen gezegd, ‘want de weg is ruw en loopt omhoog de bergen in’.
Een paar mannen willen ons er wel brengen. We parkeren de auto. Voor buitenlanders doen de Cubanen alles en ze grissen onze rugzakken uit onze handen, die zullen zij wel dragen.
De tas van mij blijkt wel wat zwaar en een rits schiet open bij het overnemen van de tas. Er vallen wat boekjes en een Bijbel uit. Oh, wat een hulp meteen: iedereen wil wel helpen de tas weer in te pakken, maar ook zien we de begerige ogen. ‘Hebt u meer Bijbels? Ik zou er zo graag één hebben,’ zegt een man die toekijkt. Een van de helpers zegt meteen: ‘En ik ook. Kunt u ons aan een Bijbel helpen?’ ‘Ja, ik wil er ook wel één,’ zegt een ander.
De SEZ kende deze nood al langer. Vooral in de Oostelijke provincies zijn Bijbels schaars. Nee, Bijbels zijn niet te koop op Cuba, er is geen winkel die ze heeft. Trouwens, je mag ze ook niet verkopen. Met die wetenschap nemen de werkers van de SEZ altijd wel een aantal Bijbels mee naar Cuba (want de verzendkosten zijn erg hoog).
Dus hadden we bij een bezoek aan zo’n afgelegen dorp wel wat bij ons. In totaal hadden de twee SEZ-werkers slecht negen Bijbels bij zich, waarvan er vier in onze reistas zaten. Een dilemma doet zich voor. Iets dat de SEZ-werkers wel vaker tegenkomen: meer vraag dan aanbod! Altijd weer moeilijk.
‘We gaan naar pastor Abel,’ zeg ik met de gedachte dat niet allen zullen meelopen. En inderdaad slechts een viertal gaat met ons mee, twee met onze rugtassen. Bij de casa pastoral (de pastorie, zouden wij zeggen) roepen we de naam van de pastor. Die komt naar buiten. We bedanken de helpers en geven Bijbels aan de drie die een Bijbel wilden. Maar ook de vierde is in stilte meegekomen om een Bijbel te krijgen.
Ds. Abel ziet alles aan en zegt tegen ons: ‘komt u hier Bijbels bezorgen, erg fijn! Want hier in deze gemeente veertig leden zijn maar zestien Bijbels.’ Een nieuw dilemma tekent zich af. Maar gelukkig is er in Baracoa, op ons distributiecentrum, een voorraad Bijbels, die we van lieverlede hebben kunnen kopen via uitgevers die ze op Cuba konden binnenkrijgen. We besluiten vijfentwintig Bijbels te beloven aan de predikant.
Zo maar een flard van een van de vele bezoeken die wij op Cuba deden. Het tekent de honger naar Bijbels, iets dat we telkens weer zagen. Juist in de afgelegen, moeilijk begaanbare streken Uit alles blijkt de grote honger naar het Woord van God. Want gelukkig, vrijwel alle mensen kunnen ook zelf lezen, dat is in Afrikaanse landen vaak wel anders. Dat zelfs de enige kerk van een klein dorp maar zestien Bijbels heeft, toont wel de grote schaarste.
Heeft u al eens geteld hoeveel Bijbels wij in ons huis hebben? Wij staan er zo weinig bij stil dat we deze schat vaak in grote aantallen in ons huis hebben, zeker als we een gezin mogen hebben. Deze rijkdom ga je meer verstaan als je ziet hoe dat gesteld is op Cuba.