Laatste update: 9-9-2024 - Auteur: H.O. van de Ridder, bureaumanager SEZ
Gibara, zondagmorgen 9.30 uur. José Luis opent de deuren van een kerkje in de voormalige havenstad in het westen van Cuba. Het duurt niet lang voordat de eerste bezoekers binnenkomen die hartelijk door hem worden begroet. De diaken en zijn familie vervullen een grote plaats in de kleine gemeente.
Dat is niet altijd zo geweest. Integendeel. Wie José Luis 25 jaar geleden zou hebben bezocht, zou hem hebben aangetroffen in een huis vol altaren en andere attributen om geesten te vereren. In die tijd is José een in de omgeving bekende spiritist, bezeten door demonen die hem naar de afgrond voeren. Zonder hulp, zonder God en op het punt om een einde aan zijn leven te maken.
José Luis groeit op in een gezin waar ‘Santería’ een grote rol speelt. Al op jonge leeftijd raakt hij betrokken bij demonische praktijken die meer en meer vat op hem krijgen. Op zijn 30e is zijn huis het middelpunt van geestaanbidding, heeft hij 42 beelden in huis staan en ook in de bergen 8 altaren waarop hij regelmatig offers brengt aan de geesten die hij vereert. Hij geeft seances, leest kaarten en dobbelt om zo onder aanroeping van de goden richting te bepalen in wat hij moet. Uit de wijde omgeving zoeken mensen hem op om onder zijn leiding de geesten te raadplegen. Ook zijn vrouw neemt deel aan de sessies. Het gebeurt dat geesten bezit nemen van de lichamen van deelnemers waarbij zij zich branden met vuur of heet water, waar ze zich pas van bewust worden als ze uit hun trance komen.
Zoals het zo vaak gaat met occulte praktijken krijgen de demonen steeds meer vat op José Luis tot hij volledig bezit van Satan is (bezeten in de werkelijke zin van het woord). Soms krijgt hij midden in de nacht opdrachten om rum, voedsel en andere dingen te offeren. Thuis of op de altaren in de bergen. Het leidt hem tot waanzin. Het komt zover dat hij niet meer verder wil leven. Op een avond probeert hij zich te verhangen. Als hij het touw heeft geknoopt en om zijn nek wil doen, voelt hij plotseling twee handen die hem bij de polsen vastpakken. Wat hij ook doet, hij kan het touw niet om zijn nek krijgen. De handen hebben hem vast en laten niet los. Uiteindelijk moet hij zijn pogingen staken.
De periode erna zakt hij in een diepe depressie. Hij voelt zich gevangen in de ketenen van de duisternis waar hij niet aan kan ontsnappen. Zelfs niet door zijn leven te beëindigen. Door drankgebruik probeert hij zijn wanhoop te verzachten.
Zo leeft hij enige tijd voort; zonder hoop, zonder uitzicht. Totdat hij zich op een dag herinnert ooit van een bekende een Bijbel te hebben gekregen. Hoewel hij er nooit in heeft gelezen, moet die zich nog ergens in huis bevinden. Hij gaat op zoek en enige tijd later vindt hij wat hij zoekt, bedekt onder een laag stof. Als hij begint te lezen, wordt hij door het Woord gegrepen. Hij zet een grote kan koffie en leest de hele nacht door. De Heere leidt hem die nacht steeds naar gedeelten uit de Bijbel waaruit Zijn almacht blijkt: de verlossing van Israël uit Egypte, uitreddingen in de tijd van de Richteren, geschiedenissen uit Koningen en gedeelten uit het Nieuwe Testament. Het wordt hem duidelijk dat de God van de Bijbel één God is die alle macht heeft in de hemel en op aarde. En dat terwijl José Luis 42 verschillende goden vereert die zelfs samen nog niet de macht hebben om hem te verlossen. Bij het ochtendgloren is hij overtuigd dat het de God van de Bijbel is Die Hij moet gaan volgen.
Daar is hij zo zeker van dat hij meteen begint met het opruimen van zijn hele ‘santekraam’. Hij slaat de beelden en altaren kort en klein en wel zodanig dat de buren op het lawaai afkomen. Zij menen dat hij gek is geworden en stellen voor hem naar een psychiater te sturen. Dat wijst José Luis af: ‘Ik ben nog nooit zo helder van geest geweest als nu’.
De tijd verstrijkt. José Luis leest de Bijbel en gelooft nu in die ene, almachtige God. In de omgeving wordt bekend dat hij in God is gaan geloven. Mensen uit meerdere kerken komen bij hem langs om hem uit te nodigen een dienst in hun gemeente bij te wonen. Echter, hij houdt de boot af. Door jarenlange occulte invloed heeft hij een diepgewortelde vijandschap en wantrouwen jegens de kerk ontwikkeld. Hij wil God dienen, maar van Bijbelse geloofsleer en belijdenis wil hij niet weten. Op een gegeven moment krijgt hij een traktaat in handen waarin de belijdenis van de kerk is weergegeven met referentie naar de Schriftplaatsen waar deze op is gebaseerd. Dan besluit hij het toch maar eens te wagen, maar niet zonder eerst een fles rum leeg te drinken om zijn gemoed te kalmeren. In een korte broek en met lang haar zit hij op de achterste bank van de kerk. Na die eerste dienst besluit hij zijn haar te knippen en voortaan een overhemd te gaan dragen. Maar bovenal legt het Woord beslag op zijn hart. Met dat hij vaker de diensten bijwoont, krijgt hij meer kennis van de Bijbel en zien de mensen om hem heen hoe hij verandert in ‘praat, daad en gewaad’.
José Luis mag dan de Heere aangrijpen, Satan laat zijn prooi nog niet los. In diezelfde tijd wordt zijn prille geloof zwaar op de proef gesteld als zijn vierjarige dochtertje ernstig ziek wordt. Ze heeft een zeldzame soort van huidkanker dat weefsel over haar hele lichaam wegvreet. Al snel komt ze in het ziekenhuis te liggen. Familieleden en vrienden waarschuwen José Luis voor de ernstige gevolgen van de verandering in zijn leven. ‘Dit is je straf, omdat je alle goden uit je huis hebt verwijderd en niet meer offert aan de goden.’ José Luis voert een inwendige strijd. Buren, vrienden en bekenden blijven aandringen op zijn terugkeer naar de Santería. Maar hij weigert. ‘De Heere is eigenaar van het leven. Als mijn dochtertje mag blijven leven dan zal ik blij zijn. Mocht ze komen te sterven dan zal ik toch de Heere blijven dienen. De namen van andere goden zullen niet meer over mijn lippen komen.’ Terwijl zijn dochtertje zieker en zieker wordt, doet Satan zijn uiterste best om José Luis terug te winnen in zijn dienst. Op een nacht komt de strijd tot een keerpunt. Om de aanvallen van de satan te weerstaan, gebiedt José – naar Bijbels voorbeeld – de satan in de naam van de Heere Jezus zijn huis en hart te verlaten. Met dat hij de woorden uitspreekt, is het alsof er een wind door zijn huis waait en hoort hij de ramen van het huis klapperen. Dan is de strijd gestreden. Er komt vrede in zijn hart. De volgende dag krijgt hij bericht uit het ziekenhuis. Een arts wilde met een aantal medische studenten bij zijn dochtertje gaan kijken om hen de aard van de ziekte uit te leggen en de gevolgen ervan te laten zien. Echter, als het groepje het kamertje binnen komt, blijkt het meisje geheel te zijn genezen. Van de huidvraat is geen spoor meer te zien. De arts kan niet anders dan concluderen dat dit een wonder van God is.
Nu, jaren later, is José Luis samen met zijn vrouw een dragende kracht voor de gemeente geworden. Het kleine kerkje begint vol te stromen. José Luis staat in de deuropening als hij ziet hoe zijn dochter komt aanlopen. Samen met haar man en hun twee kinderen die even later vrolijk door de kerk huppelen. Ook zij zijn lid van de kerkelijke gemeente geworden.
Zo bevrijdde de Heere José Luis en zijn familie uit de klauwen van Satan. Psalm 40:2-4: 'Ik heb den HEERE lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn geroep gehoord. En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil [in Spaanse Bijbel letterlijk: ‘uit een meer van wanhoop’], uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt. En Hij heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien, en vrezen, en op den HEERE vertrouwen.'
José Luis is lid van de gemeente van ds. Angel Estupiñan. De SEZ steunt het werk van Angel en Sara Estupiñan. Angel is arts en predikant. Sara is advocate. Samen doen zij veel evangelisatiewerk in arme stadswijken en afgelegen dorpen in de omgeving van Holguín.