‘Hoe zou ik Hem niet liefhebben die ons zoveel heeft liefgehad?’
Door Cuquí, de vrouw van een van onze Cubaanse coördinatoren van de schriftelijke Bijbelcursussen, kwam ik in contact met Anislay.Anislay (27) is een jonge moeder en predikantsvrouw. Ze volgt de schriftelijke Bijbelcursussen van de SEZ. Haar woonplaats is de kleine Cubaanse stad Las Minas. Er is grote lichamelijke en geestelijke armoede in deze omgeving. Veel mensen praktiseren de religie Santería: een samensmelting van het Rooms-Katholicisme en een West-Afrikaanse religie. ‘Het is gewijd aan het oproepen en raadplegen van de doden en het aanbidden van afgoden. Deze vragen soms om bloed, niet alleen van dieren, maar soms zelfs van mensen. Er zijn rituelen met dode dieren. Witte duiven worden op grote schaal verkocht vanwege deze praktijk. Met de rituelen wordt zelfs geprobeerd om anderen kwaad te doen of anderen te laten doen wat zij willen.’
Er zijn volgens Anislay twee kanten aan het leven als christen in een dergelijke context. ‘Ik voel me gedeeltelijk verdrietig voor die mensen die zonder God en zonder hoop leven. En tegelijkertijd vervult het me met vreugde om deel uit te maken van degenen die God heeft gekozen om deze plaats te doordrenken met de waarheid van het Evangelie.’
Het is nog maar enkele jaren geleden dat Anislay het Evangelie leerde kennen. ‘Het gezin waarin ik opgroeide was heel eensgezind, maar tegelijkertijd heel afgodisch. De afgodendienst was aan de orde van de dag. Van mijn naaste familie was ik de eerste bekeerling, dankzij de genade en barmhartigheid van de Heere.’
Eén gesprek was de aanleiding voor Anislay om de kerk te gaan bezoeken. ‘Ik was in het ziekenhuis met mijn ernstig zieke kind. God gebruikte te midden van mijn pijn en verdriet een vrouw om over God te spreken. Ik accepteerde haar woorden over God, dankzij het werk van God in mijn hart, en toen ik daar wegging, begon ik naar de kerk te gaan. Ik heb haar nooit meer gezien, maar ze was Gods instrument voor mijn bestwil.’
Anislay begon de kerk te bezoeken die het dichtst bij haar huis was: ‘Ik besloot deze nieuwe en mooie kans die God mij had gegeven aan te nemen. Ik moet God danken, omdat hij me op de juiste plek heeft gebracht. Het was precies wat ik nodig had.’
Het eerste bezoek aan de kerk was voor Anislay een bijzondere ervaring: ‘Voor mij was voor het eerst naar de kerk gaan iets ontroerends, iets hoopgevends. Hoewel ik als klein meisje met mijn moeder naar een Episcopaalse kerk ging, was in deze kerk alles anders dan ik kende en verwacht had. Ik vond vertrouwdheid, hoop, liefde en mensen met passie voor God en dankbaarheid dat ze Hem hadden leren kennen.’
Als Anislay over haar bekering vertelt, citeert ze een lied: ‘Het was net op tijd. Toen ik door de hel zelf liep. Door de manier waarop ik leefde, verzonken in zonde. Zonder God en zonder hoop.’
Anislay is gescheiden van de vader van haar oudste zoontje. ‘Ja, dat was een van de dingen die mijn hart op dat moment het meest bedroefden.’ Na haar bekering trouwde Anislay opnieuw en ze kreeg een tweede zoon. ‘Ik heb een goede man gevonden die van God houdt en voorganger is. Wat kun je God nog meer vragen om niet eeuwig dankbaar te zijn? Hij redde me en gaf me een goed gezin.’
Na haar tweede huwelijk begon Anislay de schriftelijke Bijbelcursussen van de SEZ te volgen. God gebruikte haar man en de echtgenote van een van de coördinatoren van de Bijbelcursussen om haar ertoe te brengen ermee te beginnen. ‘Doordat ik mijn man met zoveel emotie over de cursussen hoorde spreken, door hem tot in de late avond te zien studeren en vooral, door hem te horen zeggen dat hij door de cursussen dingen had geleerd die hij zelfs niet had geleerd in zijn masteropleiding, plus de voortdurende uitnodigingen van Cuquí, kreeg ik het verlangen om eraan te beginnen en dat deed ik.’
Inmiddels rondde Anislay drie Bijbelcursussen af. ‘Wat van groot belang is, is dat de cursussen ons onderwijs geven over het genadeverbond: waaruit het bestaat, de kenmerken ervan en vooral over de persoon van Jezus, onze grote God en Verlosser. De cursussen beïnvloeden mij. Ze wekken het verlangen in mij om meer te leren en om anderen te onderwijzen wat ik geleerd heb. Ik heb een nog grotere haat tegen de zonde gekregen. Het bestuderen van wat God voor ons heeft gedaan, heeft me ertoe gebracht Hem meer lief te hebben en in te stemmen met wat ik op een dag las: ‘Hoe zou ik Hem niet liefhebben die ons zoveel heeft liefgehad?’’